Euch. Gebed



In de richtlijnen van de bisschop over de vormselviering staat dat het eucharistisch gebed uit het missaal moet komen. Niet iedereen is daar gelukkig mee. Dat is te verstaan. De taal van deze gebeden is niet eenvoudig en kan vreemd in de oren klinken. Te snel kiezen parochies daarom voor alternatieve teksten. Dan dreigt de verbondenheid met de wereldkerk verloren te gaan. Het eucharistisch gebed behoort tot het erfgoed van de Kerk. Samen met talloze kerkgemeenschappen wereldwijd zijn wij er geen eigenaars van maar uitvoerders. Daarom bevestigt de bisschop de richtlijn: voor het eucharistische gebed gebruikt men in elke Eucharistie de teksten van het missaal, ook tijdens het vormsel.

Het klopt dat de teksten van de eucharistische gebeden een inspanning vragen van de gelovige gemeenschap. Ze zijn gekenmerkt door een Bijbelse woordenschat, een biddende spiritualiteit en een poëtische weerbarstigheid. Tegelijk is het de moeite waard om zich in deze gebeden te verdiepen om er de schoonheid en de gelovige diepte van te ontdekken.

De ervaring leert dat je vandaag kinderen en jonge gezinnen kan meenemen in de liturgische dynamiek van dit centrale gebeuren in de Eucharistie. Dat vraagt om te beginnen een gelovige starthouding van de voorganger en de dragende gemeenschap. Daarbij mag de focus niet liggen op aparte woorden of zinnen maar op het geheel van de handeling waartoe de woorden van het eucharistisch gebed bijdragen. Dit vraagt inspanning. Iedereen die deelneemt aan de liturgie moet leren hoe je een eucharistisch gebed beleeft. Daartoe reiken we hier een aantal suggesties aan. Daarin zijn de volgende principes van kracht:
  • Je moet niet alles verstaan. Het is met het hart van ons christelijk geloof zoals met poëzie: als je alles verstaat, is het gedicht dood. Niemand kan met zijn verstand de kern van ons geloof vatten. Onze gebedsteksten mogen daarvan getuigen.
  • Je mag het moeilijk hebben met woorden en beelden. De geloofsinhoud die we vieren, is weerbarstig. Haar schoonheid en aantrekkelijkheid gaan gepaard met moeilijk te verteren elementen. Het is belangrijk dat we ons daarmee blijven confronteren.
  • De gebedswoorden zijn op de eerste plaats taalhandelingen. Door woorden uit te spreken, stellen wij daden. We voegen ons in een traditie. We nemen een houding aan. We laten ons vullen met een realiteit die ons overstijgt.
  • Liturgische taal werkt door herhaling. Diepe betekenislagen geven hun geheimen pas na lange tijd vrij. Ze vragen om geduldige herhaling.
  • De beste manier om ingeleid te worden in deze gebedscultuur is mensen ontmoeten die op deze manier vieren. Een dragende gemeenschap maakt het voor nieuwelingen gemakkelijker om zich thuis te voelen in het gebeuren.





VERKENNING VAN DE OPENINGSDIALOOG


 De Heer zal bij u zijn.
            De Heer zal u bewaren.
Verheft uw hart.
            Wij zijn met ons hart bij de Heer.
Brengen wij dank aan de Heer onze God.
            Hij is onze dankbaarheid waardig.

De inleidende dialoog van het eucharistisch gebed is één van de oudste onderdelen van onze mis. De traditie gaat terug tot de eerste eeuwen van het christendom. De dialoog heeft de bedoeling de eucharistische gemeenschap klaar te maken voor wat komt. Gelovigen zetten zich in de juiste houding om met hart en ziel deel te nemen aan de eucharistie.
Het gaat daarbij om een innerlijke en uiterlijke houding. Via de zintuigen nemen we de werkelijkheid rond ons waar. Door ons lichaam heel bewust in de ruimte te plaatsen en ons open te stellen voor wat we zien, horen, ruiken, smaken en voelen, worden we ook binnenin geraakt. De inleidende dialoog van het eucharistisch gebed neemt ons mee in een ruimtelijke beweging die uiteindelijk onze innerlijke gesteldheid wil richten.

Stap één: De Heer komt bij ons
De Latijnse versie van de dialoog opent met: ‘Dominus vobiscum’, letterlijk vertaald ‘De Heer met u’. Geen werkwoord. Enkel de uitroep dat het hier gaat om de ontmoeting tussen ons en de Heer. Hij komt hier aanwezig en wil ons raken en richten. Het eucharistische gebeuren vindt daar haar grond. Zonder de aanwezigheid van de verrezen Heer vindt geen eucharistie plaats. Deze uitroep plaatst de eucharistische gemeenschap in een verwachtingsvolle houding: ze is gericht op de komst van de verrezen Heer. Om dit te tonen en te voelen, staan we op en houden we onze blik gericht op het centrum van de liturgische ruimte.

Stap twee: Wij vestigen onze aandacht op de Heer
‘Verhef uw hart’ is de letterlijke vertaling van een hebreeuwse uitdrukking die ‘Let op!’ betekent. In Israël kan je deze oproep lezen op plekken waar je uit je doppen moet kijken. Aan het begin van een roltrap bijvoorbeeld. De eucharistische gemeenschap wordt opgeroepen alle aandacht te vestigen op wat er te gebeuren staat: de aanwezigheid van de verrezen Heer.
De letterlijke betekenis van de oproep is heel suggestief. Als je het je voorstelt, kan je het bijna voelen: je hart wordt opgetild. Een hart kan terneergeslagen zijn of in de grond zinken. Een mens kan zich in de put voelen of bij de pakken gaan neerzitten. Het eucharistische gebeuren wil deze neergaande lijn ombuigen. De persoonlijke realiteit wordt op een nieuw niveau getild: ons leven wordt verbonden met de God die ons aankijkt door het gelaat van Jezus, de gekruisigde die is verrezen.
In het Frans is het antwoord van de gemeenschap veel actiever dan in de Nederlandse versie. ‘Wij zijn met ons hart bij de Heer’ klinkt zo: ‘Nous le tournons vers le Seigneur’ - ‘We keren ons hart naar de Heer.’ De aandacht die gevraagd wordt, vereist een omkering, een bekering. Van nature zijn we immers niet gericht op de komst van de Heer. Zelfs niet tijdens een eucharistie. Ook als we niet zelf aan het woord zijn in het eucharistisch gebed wordt van ons activiteit verwacht: ons hart gericht te houden op Jezus Messias die onder ons aanwezig komt.

Stap drie: Dankbaarheid als grondhouding
Verwachtingsvolle aandacht is een houding die heel verschillende inhouden kan hebben. De ongeruste moeder die tot in de vroege uurtjes wakker blijft als haar zoon naar een feestje is, kan angstig zijn en boos. Het kind dat de verpakking van een cadeautje opent, kan nieuwsgierig zijn en heel blij. De man die al uren staat te wachten op een trein die maar niet komt, kan teleurgesteld zijn en nerveus. Bij allen is de aandacht verwachtingsvol op één punt gevestigd.
De gemeenschap die eucharistie viert is gericht op de komst van de Heer. Het overheersende gevoel bij die verwachting is de dankbaarheid. Opnieuw komt deze dankbaarheid niet vanzelf: we worden ertoe opgeroepen. De voorganger nodigt ons uit bewust te worden van de genade die ons te beurt valt als God zelf zich onder ons begeeft. Het licht van Gods liefde zal zodadelijk over ons leven en over deze gemeenschap schijnen. Dat is een geschenk dat tot grote dankbaarheid stemt.

De korte dialoog aan het begin van het eucharistisch gebed veronderstelt een spirituele beweging. Voorbereiden op het vormsel houdt in dat we jonge mensen meenemen in deze beweging. Dat begint bij het aanleren van de dialoog. Dat groeit door het zich verdiepen in de betekenis. Dat kan vlees en bloed krijgen in een volgehouden liturgische praktijk. Als dat geen uitdaging is...







VERKENNING VAN HET ‘HEILIG’



Daarom dan, nu en tot de dag der dagen,
voegen wij onze stemmen bij het koor der engelen,
en met hart en ziel zingen wij nu samen:

Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid.
Hosanna in den hoge.
Gezegend Hij die komt in de naam des Heren.
Hosanna in den hoge.

Ja, waarlijk, heilig zijt Gij, Vader.
Gij zijt de bron, uit U stroomt alle heiligheid.
Stort uw Geest nu uit over deze gaven,
zodat zij voor ons geheiligd worden
tot lichaam en bloed van Jezus Christus, uw Zoon.


Wij voegen onze stemmen bij het koor der engelen’

De profeet Jesaja vertelt hoe zijn roepingsgeschiedenis (Jesaja 6) begon met een visioen: hij zag de Heer. God zien is niet niets. Hij is immers onvoorstelbaar en overstijgt al onze vermogens tot zien en begrijpen. Toch zijn er mensen die in hun leven de ervaring hebben dat God zich aan hen toont. Daarover kunnen ze alleen vertellen in beelden. Jesaja gebruikt het beeld van een troonzaal. Zoals een koning vroeger plaatsnam op een troon omringd door de mensen van zijn hofhouding, zo ziet Jesaja God op een troon omringd door Serafs, gevleugelde hemelse wezens. Doorgaans noemen wij de Serafs ‘engelen’. Gods troon staat niet in een paleis maar in de tempel: het Godshuis. Bij het beeld hoort ook klank. De Serafs roepen elkaar een lied toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de legerscharen; al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid.’
Het laatste boek van onze bijbel herneemt dit beeld. In het boek Openbaring vertelt Johannes dat ook hij een visioen heeft: de deur van de hemel staat open en hij wordt uitgenodigd om een kijkje te nemen. Ook hij ziet een troon. Rond de troon staan gevleugelde wezens die roepen: ‘Heilig, heilig, heilig, Heer, God, Albeheerser, die was en die is en die komt.’ Johannes voegt er aan toe dat ze dit onophoudelijk doen, zonder rusten, dag en nacht.
Als deelnemers van de eucharistie worden wij opgenomen in dit visioen. We verbeelden ons dat we in het Godshuis samen zijn rond de troon waar onophoudelijk het ‘Heilig, heilig, heilig!’ klinkt. Om onze God te loven en te danken, zingen we dit lied mee: we voegen ons in het koor van de engelen.

Op een dubbele wijze plaatst dit beeld het eucharistische gebeuren in een nieuw perspectief. Ten eerste doorbreekt het de grenzen van het hier en nu. Wij zijn niet de enigen die het ‘Driemaal heilig’ aanheffen. Over heel de wereld wordt dit lied gezongen door gelovige gemeenschappen. Generaties voor ons hebben dit gedaan en generaties na ons zullen het verderzetten. We verbinden ons met onze voorgangers en onze nakomelingen. We verbinden ons met mensen veraf en dichtbij, gekend en ongekend. Ten tweede doorbreekt het de grenzen van het voorstelbare. We mogen iets proeven van de eeuwigheid en treden even binnen in de hemel. Daar heb je verbeelding voor nodig en de moed om je aan het visioen toe te vertrouwen.

Gij zijt de bron, uit U stroomt alle heiligheid.

God is een bron waaruit heiligheid stroomt. Alles wat écht belangrijk is in het bestaan vindt bij Hem zijn oorsprong. Rechtvaardigheid en erbarmen, mededogen en sympathie, vertrouwen, hoop en liefde borrelen op als water uit een bron. Wie ooit in de woestijn heeft verbleven, kent de wonderlijke kracht van een waterbron: zij schenkt leven.

We hebben ons aangesloten bij het koor van engelen dat God lovend toezingt. Zo bewegen wij naar God toe. Op zijn beurt beweegt God naar ons toe. Hij sluit zijn heiligheid niet op in zichzelf, Hij schenkt zichzelf weg. Wij zijn als dorstige pelgrims die eindelijk een bron hebben gevonden. Gods heiligheid stroomt ons tegemoet.

Stort uw Geest nu uit

Het vorige beeld suggereerde opborrelend water dat een stroom vormt. Nu wordt de beweging intenser: we bidden dat Gods geest neerdaalt als regendruppels in een stortbui of water in een waterval.

Dit beeld spreekt van een groot verlangen: dat Gods heiligheid op een krachtige wijze aanwezig mag komen in wat er nu staat te gebeuren tijdens deze eucharistie. De bede wordt versterkt door het gebaar van de voorganger. Hij strekt zijn handen uit over de gaven waarin Gods geest zich zal uitstorten. De handoplegging vergezelt vaker de bede om Gods geest van heiligheid. Ze is aanwezig in de doop, de ziekenzalving en de priesterwijding en vormt samen met de zalving het hart van het vormsel. Telkens gaat het hier om mensen over wie de geest zich uitstort. Op dit moment in de eucharistie bidden we dat Gods geest neerdaalt over de gaven van brood en wijn. Zo worden ze voor ons tot lichaam en bloed van Jezus Christus, zegt het gebed. Dit is ons grootste verlangen: dat Jezus zelf tussen ons aanwezig is. Nergens is Gods heiligheid zo zichtbaar geweest als in Jezus. Stel je voor: jij bent één van zijn leerlingen en je mag met Hem aan tafel.

Het ‘Heilig, heilig’ vertolkt als gebeuren één van de belangrijkste elementen van elke liturgische dienst. Helemaal begrijpen zullen we de woorden nooit. Maar het is onze opdracht de blijde boodschap die erachter zit gestalte te geven.
Dit doen we op de eerste plaats door het ‘Sanctus’ te zingen. Met zijn allen. En op een feestelijke manier!